Maar zowel school als hulpverleners vertelden me dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Er was geen sprake van een hechtingsstoornis, ik had gewoon een puber XXL, zo zeiden ze het. En omdat Nelson ook zelf zei dat hij gewoon ‘geen zin had’ in allerlei dingen geloofde ik ook dat hij gewoon niet gemotiveerd was. Pas toen hij een jaar of 16 was bleek het toch een hechtingsstoornis te zijn. Achteraf gezien was het niet zozeer dat hij nergens ‘zin in had’, maar hij durfde het gewoon niet. Dat vraagt toch om een andere aanpak. Dan had ik hem misschien minder gepusht. En dat iedereen met hem wegliep en niet zag dat er echt iets aan de hand was, was ook niet zo vreemd. Hij had een enorm aanpassingsvermogen. ‘Ik weet welke antwoorden ze willen horen’ zei hij dan wanneer ik vroeg waarom hij niet verder kwam met de hulpverleners om hem heen.
Ik zei weleens; ‘ik wou dat ik een gaatje in je hoofd kon boren om te zien wat daar gebeurt.’ Maar dat gaat dus niet. Ik kon maar niet begrijpen waarom hij reageerde op dingen zoals hij reageerde. Toen hij twee jaar lang niet meer naar school ging en zijn bed niet meer uitkwam zei hij tegen mij; ‘je zou eens een dagje met me moeten ruilen.’ En dat is het lastige als adoptieouder. Je wilt hem helpen, maar je kan het niet. En zolang hij zelf de hulp die hem wordt aangereikt niet aanpakt kunnen wij al helemaal niks.
Je blijft altijd proberen
We hebben heftige dingen meegemaakt thuis. Ik vind het moeilijk om het daar met anderen over te hebben. Het is toch een beetje een taboe. Je wilt als ouders ook graag vertellen dat alles goed gaat met je kind. En je hoopt dat er iets is terug te zien van de opvoeding die je mee hebt gegeven. Maar die aansluiting zag ik totaal niet. Ik vertel niet alles aan mijn omgeving omdat ik denk dat niemand het echt zal kunnen begrijpen.
Ik heb ook mijn grenzen moeten stellen richting Nelson. Dat is het zwaarst geweest voor mij; dat je met instanties in aanraking komt wat je eigenlijk niet wilt. Ik hoopte dat daarmee eindelijk een ‘knop’ om zou gaan. Toen zei iemand vanuit die instantie tegen mij; ‘weet je dan waar die knop zit? En of dit dan zou werken? En zat er überhaupt wel een knop? Dat vond ik wel confronterend. Dan ben je tien jaar lang op zoek naar een knop en besef je dat die er misschien helemaal niet zit.
Ik durf te zeggen dat ik er alles aan gedaan heb. Aan de andere kant had ik wel graag eerder willen weten van die hechtingsstoornis. Misschien had ik dingen dan toch anders benaderd. Ik adviseer andere ouders ook om naar dat eigen gevoel te blijven luisteren. Laat je niet te snel door scholen en hulpverleners vertellen dat het allemaal wel meevalt.
Nelson zit nu in een fase dat hij zijn eigen leven op gaat bouwen. De hulpverlening is gestopt omdat hij dat nu niet aan wil nemen. Hij kan er niets aan doen dat hij een hechtingsstoornis heeft, maar hij is wel de enige die de stap kan zetten om er beter mee te leren leven. Ik zie hem nu wel enorme stappen maken. Hij doet nu dingen in het dagelijks leven die voorheen ondenkbaar waren, waar hij bang voor was. Net als iedere ouder hoop ik vooral dat hij een leven kan gaan leiden waar hij blij mee is. Ik hoef het er niet mee eens te zijn, als hij maar tevreden is. Dat is toch het ultieme doel als ouder.
Tekst: Kim van Schie Fotografie: Ton Sondag